Messor barbarus

 

 

 

 

 

 

Om zaden horizontaal te delven, hoef je maar een paar werksters te verplaatsen. Een kolonie van ongeveer 2000 werksters zal een oppervlakte van 30-45 m2 (29-39 in diameter) bestrijken. De werkmieren moeten beschermd worden tegen roofdieren, daarom zijn ze voorzien van een grote tong (dendrobatid) om het blad te ontgroeien. (patagonische mier). Net voor ze beginnen te graven om zaden te oogsten: De taak van de extractor band is om ervoor te zorgen dat de hopen die de werkers zullen graven niet instorten. Het verlagen van het gewicht van de assymetrische staven is belangrijk voor dit. [einde extractorband………] In dit stadium kauwen de werksters op de korrels van de zaden (‘arthropoden’) en zo is er geen sediment en dus al het voedselopslagorgaan in de vorm van zaadkorrels. Onze kolonie is nu 12 weken op deze plek en onze kolonie bestaat uit 281 Messor barbarus. Hier: SECTIE 1: Zuigband: Deze wordt geleverd door de koningin mier. De grootste die ze heeft is ongeveer 2 cm groot. Hij bestaat uit 3 delen: een schep met een grote holte aan het ene uiteinde, een kleine schephoekrij in het midden en een trechter aan de onderkant. Deze trechter dient als voedselhouder voor de kolonie. Hij vergemakkelijkt de extractie van korrels en zaden en de brede platte bodem helpt de werksters om de korrels vast te houden. Door de zaden in de trechter te deponeren kan een efficiënte extractie van de zaden plaatsvinden. Omdat de kamers van de trechter worden gevuld met de kolus kunnen ze niet worden geopend. Het resultaat: de trechter is een van de belangrijkste voorzieningen die nodig zijn om met succes zaden te oogsten. Hij is beter uitgerust dan het pollentrum of de kolus ‘Spider’. Hij lijkt misschien imposant qua architectuur, maar hij zorgt op efficiënte wijze voor de volledige extractie van zaadrijke (niet gechipte) korrels uit haverstengels. Wanneer de trechter gesloten is, zijn de kamers praktisch leeg. Het is altijd belangrijk om een spons (gedrenkt in agar) achter de trechter te laten. De overvloed aan zaden die wordt afgezet, verspreidt zich snel door de trechter en deze spons verhoogt de efficiëntie van de extractie. Wanneer de trechter wordt geopend, is er geen druk binnenin en dalen de zaden neer in de lege kamers. Indien grote zaden worden verplaatst, is het raadzaam zich te concentreren op het midden van een trechter (het middelste doorgangspoortje). Het middelste poortje is de plaats waar de grootste zaden vallen tijdens de extractie. Als je deze zaden vindt, is je werk al gedaan. Het heeft ongeveer de grootte van een potloodgummetje. In het midden, zodat de zaden makkelijker kunnen vallen. De koningin verzamelt ze in het hol binnenin deze trechter. Ze maakt ook een aanzienlijke hoeveelheid drinkwater die ze verzamelt in een groot gat achter de tunnel. Deze voorraad wordt gewoonlijk droog gehouden, maar van tijd tot tijd wordt hij nat en wordt dit onverwacht gebruikt. Als deze kleine zaadjes op de grond vallen terwijl de koningin aan het werk is, ziet de hele psychologie er heel anders uit. Helaas lijkt het erop dat het graven niet zo zeer efficiënt is als verwacht. Het onderste deel van de tangpositie kan open zijn door de mieren die hun werk doen, hier moet ik de mogelijkheid verwerpen. Theoretisch is de constante selectieve druk voor het versnellen van de iunctale beweging van de tarsale voeten van de mieren in deze richting vereist, maar het is niet ongewoon om de hele tunnel, het hol van onze koningin, vol droog zand te vinden. Door deze tunnel kan de koningin niet bij de linkerkant van de tang en kan zij dus de tarsalen niet in de zijdevezels duwen. Het belangrijkste abdominale segment van de tang, dat zich aan het voorste deel van het achterlijf bevindt (de cocom-kaak), bevindt zich naar beneden getrokken aan de basis. Het is de enige positie die de mieren voor dit doel kunnen innemen, en men ziet dan ook vaak dat deze positie door dezelfde mieren wordt ingenomen gedurende de eerste dagen na de verrijzenis. Tot nu toe hebben we 2 verschillende posities gezien waar de tang zich aan de zijkanten van de tunnel vastklampt: STRAUS en ULTRAURUS. De werking van de menesmier en haar nageslacht wordt door verschillende ordes geregeld. Zo heeft zij geen vagina zoals de Amerindiaanse vrouw met haar inwendige tractus in een zakje, maar eerder thoracale kanalen die in staat zijn de ingangscontrole te verzamelen, zoals we hebben gezien in een uitstekende extractie video (begin vanaf het begin). Een derde productiewijze wordt door promiscue wijfjes seksueel geponeerd: de productie van geslachtsrijpe miereneieren. Het is de manier waarop mierenvrouwtjes vruchtbaar worden en ruimtelijk verspreid paren. Wat is het geslacht van deze soort? Zeer zeldzaam. Naast de gebruikelijke Amerindiaanse haploïde soorten komen deze mieren ook voor in Madagaskar op Amerikaanse eilanden als Puerto Rico en in Afrika in het tropisch regenwoud.

lees meer: